ECLI:NL:HR:2023:927

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
22/02904
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wettelijke handelsrente en bestuurdersaansprakelijkheid in internationale context

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, hebben de eisers, bestaande uit drie partijen waaronder twee B.V.'s en een natuurlijk persoon, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest, dat op 3 mei 2022 is gewezen, betreft een geschil over de toewijzing van schadevergoeding in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 1 juli 2020 en eerdere arresten van het hof van 1 juni 2021 en 3 mei 2022.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 9.315,--.

Dit arrest is uitgesproken op 16 juni 2023 door de raadsheren van de Hoge Raad, met C.H. Sieburgh als voorzitter. De uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van de wettelijke handelsrente en de verantwoordelijkheden van bestuurders in internationale contexten, gezien de betrokkenheid van een Finse onderneming in de zaak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/02904
Datum16 juni 2023
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiseres 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser 3] in zijn hoedanigheid van enig erfgenaam van [erflaatster],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: [eisers],
advocaat: J.A.J. Leeman,
tegen
KUTTERIKUIVIKE FLT OY,
gevestigd te Suonenjoki, Finland,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: FLT,
advocaat: B.F.L.M. Schim.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/17/163545 / HA ZA 18-263 van de rechtbank Noord-Nederland van 1 juli 2020;
b. de arresten in de zaak 200.284.454/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 juni 2021 en 3 mei 2022.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof van 3 mei 2022 beroep in cassatie ingesteld.
FLT heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor FLT mede door S.J. de Wijs.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van FLT begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, H.M. Wattendorff en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
16 juni 2023.