ECLI:NL:HR:2023:923

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
23/00149
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2023 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, die zijn domicilie niet in Nederland had gekozen. Het beroep was ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift op 12 januari 2023 bij de griffie van de Hoge Raad is ontvangen, terwijl de termijn voor indiening volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 4 januari 2023 eindigde. Dit betekent dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend.

De griffier van de Hoge Raad had op 29 maart 2023 een bericht geplaatst in het digitaal dossier van belanghebbende, waarin deze werd uitgenodigd om binnen vier weken te reageren op de overschrijding van de beroepstermijn. Er is echter geen reactie van belanghebbende ontvangen. De Hoge Raad concludeert dat belanghebbende op de hoogte was van het bericht en dat het beroep in cassatie daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 16 juni 2023.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/00149
Datum16 juni 2023
ARREST
op het door [X] te [Z], Spanje, (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, nr. BK-ARN 21/01762 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van het Hof heeft op de uitspraak van het Hof aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 23 november 2022.
Uit een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening blijkt dat dit beroepschrift op 12 januari 2023 bij de griffie van de Hoge Raad is ontvangen.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 4 januari 2023. Het is ook niet tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 29 maart 2023 in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld binnen vier weken mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitale dossier van belanghebbende is eveneens op 29 maart 2023 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven emailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 29 maart 2023. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A..G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2023.