Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
24 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 28 januari 2022 was gewezen. Het cassatieberoep was ingesteld door de verdachte, die in 2019 in Eygelshoven betrokken was bij een incident waarbij hij na een ruzie in het uitgaansleven met een mes in het hart van een ander heeft gestoken, wat leidde tot een poging tot doodslag, zoals omschreven in artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, E.E.W.J. Maessen, heeft een schriftuur ingediend, die aan het arrest is gehecht.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof in overweging genomen. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.