ECLI:NL:HR:2023:905

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
23/01084
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 januari 2023, nr. BK-ARN 21/01384. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig was ingediend. De griffier van het Hof had op 1 februari 2023 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden, en de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 15 maart 2023. Het beroepschrift werd echter pas op 19 maart 2023 ontvangen door de griffie van de Hoge Raad, wat betekent dat de termijn was overschreden.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 26 april 2023 in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de beroepstermijn was overschreden. De argumenten die belanghebbende in zijn brief van 28 april 2023 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende gegrond beschouwd om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Daarom heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dus dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard, en dit arrest werd openbaar uitgesproken op 9 juni 2023.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/01084
Datum9 juni 2023
ARREST
op het door [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 januari 2023, nr. BK-ARN 21/01384 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van het Hof heeft op de uitspraak van het Hof aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 1 februari 2023.
Uit een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening blijkt dat dit beroepschrift op 19 maart 2023 bij de griffie van de Hoge Raad is ontvangen.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 15 maart 2023.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 26 april 2023 in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in zijn via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen brief van 28 april 2023 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2023.