2.1.1 Belanghebbende heeft op 2 december 2015 en op 9 mei 2017 bij wijze van suppletie de Inspecteur mededeling gedaan van te weinig betaalde omzetbelasting over tijdvakken in de jaren 2012 en 2013 respectievelijk in de jaren 2014 en 2015. De suppleties zien gedeeltelijk op door ondernemers in die jaren aan haar in rekening gebrachte bedragen aan omzetbelasting die zij ten onrechte op de voet van artikel 15, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968 in haar aangiften voor de omzetbelasting heeft verwerkt als in aftrek te brengen omzetbelasting. Zij had voor die bedragen op de voet van artikel 3 van de Wet op het BTW-compensatiefonds (hierna: de Wet BCF) de Inspecteur om een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds kunnen vragen.
2.1.2 Eveneens op 2 december 2015 en op 9 mei 2017 heeft belanghebbende aan de Inspecteur aanvullende opgaven gedaan voor bijdragen uit het BTW-compensatiefonds voor de jaren 2012 en 2013 respectievelijk de jaren 2014 en 2015 in verband met de financiering van de hiervoor in 2.1.1 bedoelde bedragen aan omzetbelasting.
2.1.3 Naar aanleiding van de hiervoor in 2.1.1 bedoelde mededelingen heeft de Inspecteur met dagtekening 27 juli 2017 aan belanghebbende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd over de jaren 2012 tot en met 2015.
Bij het opleggen van elk van die naheffingsaanslagen heeft de Inspecteur – overeenkomstig de artikelen 30h en 30hb AWR in samenhang gelezen met artikel 30j AWR – bij beschikking belastingrente in rekening gebracht. Na een door de Inspecteur verleende vermindering van het rentebedrag dat verband hield met een vermindering van de naheffingsaanslag over het jaar 2015, bedraagt de aan belanghebbende in rekening gebrachte belastingrente in totaal € 405.054.
2.1.4 Met dagtekening 1 augustus 2017 heeft de Inspecteur naar aanleiding van de hiervoor in 2.1.2 bedoelde aanvullende opgaven met toepassing van artikel 9, lid 4, van de Wet BCF bij beschikking de hoogte van de aan belanghebbende toekomende bijdragen uit het BTW-compensatiefonds voor de jaren 2012 tot en met 2015 nader vastgesteld. Daarbij heeft de Inspecteur belanghebbende op de voet van artikel 9, lid 5, van de Wet BCF, in samenhang gelezen met artikel 30ha AWR, in totaal € 148.807 aan belastingrente toegekend.
2.2.1 Voor het Hof was in geschil of de berekening van belastingrente over de van belanghebbende nageheven omzetbelasting verenigbaar is met het oogmerk van de wetgever bij de invoering van de Wet BCF. Dat oogmerk was volgens belanghebbende correcties van omzetbelasting en daarmee verband houdende correcties van het recht op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds (zogenoemde spiegelcorrecties) uit renteoogpunt gelijk en daarmee neutraal te behandelen. Volgens belanghebbende brengt dat oogmerk mee dat niet over een hoger bedrag rente mag worden berekend dan over het bedrag van de nageheven omzetbelasting verminderd met de toegekende aanvullende bijdragen uit het BTW-compensatiefonds.
2.2.2 Verder was voor het Hof in geschil of de berekening van belastingrente in dit geval achterwege moet blijven op grond van beleid van de Belastingdienst. Volgens dat beleid – dat is weergegeven in onderdeel 2.6 van de conclusie van de Advocaat-Generaal – berekent de Belastingdienst geen belastingrente over “de periode dat het geld al bij de fiscus was”.
2.3.1 Naar aanleiding van het hiervoor in 2.2.1 omschreven geschilpunt heeft het Hof overwogen dat de wettelijke regeling meebrengt dat bij tegenover elkaar staande correcties, waarbij suppleties leiden tot alsnog te betalen omzetbelasting tegenover alsnog te ontvangen bijdragen uit het BTW-compensatiefonds, de te betalen belastingrente en de te vergoeden belastingrente worden berekend over twee verschillende tijdvakken. Daarom wordt in gevallen als het onderhavige meer rente in rekening gebracht dan vergoed. De wetgever heeft dit verschil ook bij de invoering van de regeling over belastingrente in de Wet BCF onderkend en heeft dus niet de door belanghebbende gestelde renteneutraliteit beoogd, aldus het Hof. Het heeft daarom het standpunt van belanghebbende over renteneutraliteit verworpen.
2.3.2 Ook het hiervoor in 2.2.2 bedoelde beroep van belanghebbende op beleid van de Belastingdienst heeft het Hof verworpen. De regeling van het BTW-compensatiefonds houdt niet het heffen van belasting in maar betreft een compensabele regeling waarvan de uitvoering is neergelegd bij de inspecteur. Het beleid van de Belastingdienst ziet op de situatie dat het bedrag dat wordt geheven, reeds bij de fiscus was. Het gaat hier echter om twee verschillende middelen, aldus het Hof.