ECLI:NL:HR:2023:86

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
21/02249
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep bij niet-ondertekende volmacht per e-mail in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de verdachte, die was veroordeeld voor mishandeling. De verdachte had hoger beroep ingesteld via een e-mailbericht van zijn advocaat, waarin een bijzondere volmacht was opgenomen. Echter, deze volmacht was niet ondertekend, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring door het hof. De Hoge Raad oordeelt dat een niet-ondertekende volmacht niet kan worden aangemerkt als een geldige bijzondere volmacht volgens artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad benadrukt dat de handtekening van de advocaat essentieel is voor de authenticiteit van de volmacht. Het hof had vastgesteld dat de toenmalige raadsvrouw de griffie had verzocht om hoger beroep in te stellen, maar het ontbreken van een handtekening leidde tot de conclusie dat er geen geldig hoger beroep was ingesteld. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. Deze uitspraak onderstreept het belang van de ondertekening van volmachten in het strafrecht en de waarborging van rechtszekerheid.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02249
Datum24 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 mei 2021, nummer 21-000004-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.1
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis van 18 december 2019 wegens mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf van een week.
2.2.2
Op 30 december 2019 heeft de griffier van de rechtbank Overijssel een akte instellen hoger beroep opgemaakt. Aan deze akte is gehecht een e-mailbericht van T.R. Oude Veldhuis, advocaat te Hengelo. Dit e-mailbericht houdt het volgende in:
“SCHRIFTELIJKE VOLMACHT INSTELLEN HOGER BEROEP
Edelachtbare griffier,
Hierbij machtig ik, als bepaaldelijk door na te noemen persoon daartoe te zijn gevolmachtigd advocaat, u tot het instellen van hoger beroep namens [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende aan de [a-straat 1] te [plaats] , tegen het eindvonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo d.d. 18 december 2019 met parketnummer 08-238659-19.
Voornoemde verdachte stemt in met het door de medewerker van de griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep.
Een afschrift van de appeldagvaarding kan worden toegestuurd naar het genoemde adres van verdachte.
Ik verzoek u vriendelijk mij de ontvangst van dit e-mailbericht per omgaande te bevestigen en mij te berichten of het hoger beroep (tijdig) is ingesteld.
Tevens verzoek ik u vriendelijk mij een afschrift te doen toekomen van het volledige procesdossier in eerste aanleg.
Met vriendelijke groet,
T.R. (Tess) Oude Veldhuis.”
2.2.3
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
“De verdachte genaamd:
[verdachte] ,
(...)
is niet verschenen.
Als raadsman is ter terechtzitting aanwezig mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam, die verklaart uitdrukkelijk door verdachte gemachtigd te zijn de verdediging te voeren.
(...)
De raadsman deelt mee:
Cliënt is van zijn stuk gebracht door zijn mogelijke niet ontvankelijkheid in het hoger beroep.
De voorzitter deelt mee:
Door de toenmalige raadsvrouw is op 30 december 2019 per niet-ondertekende volmacht in een e-mailbericht hoger beroep ingesteld. De Hoge Raad is daar streng in.
(...)
De raadsman voert als volgt het woord tot verdediging:
Ik vind het heel vervelend, maar ik ben daar niet bij betrokken geweest. Ik wil mijn collega niet afvallen.”
2.2.4
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe overwogen:
“Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Op 30 december 2019 heeft de toenmalige raadsvrouw van verdachte per e-mailbericht de strafgriffie van de rechtbank Overijssel verzocht hoger beroep in te stellen tegen het vonnis waarvan beroep.
Het hof stelt vast dat het op 30 december 2019 ingekomen e-mailbericht kennelijk bedoeld was als bijzondere volmacht in de zin van artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het e-mailbericht - en daarmee de kennelijk als bijzondere volmacht bedoelde verklaring - was (in het geheel) niet ondertekend. Het e-mailbericht bevatte ook geen verwijzing naar een bijlage met een afzonderlijke ondertekende volmacht.
De vraag voor het hof is of de handtekening van de raadsvrouw (dan wel een daarmee gelijk te stellen persoon) in die zin een constitutief vereiste is dat het ontbreken daarvan leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van de appellant in het rechtsmiddel dat deze kennelijk, zoals uit andere omstandigheden kan worden afgeleid, heeft willen instellen.
Naar het oordeel van het hof dient te worden vooropgesteld dat een handtekening strekt tot waarborging van de authenticiteit van een (proces)stuk, in het bijzonder in verband met de herkomst.
Het hof leidt uit de rechtspraak van de Hoge Raad af dat:
- een (kaal/niet-ondertekend) e-mailbericht niet is aan te merken als een bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 450, derde lid, Sv;
- een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde (en daarmee binnen de appeltermijn ingekomen) brief, die voldoet aan de eisen gesteld in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810 en naar een voor het instellen van rechtsmiddelen aangewezen e-mailadres is gestuurd, wel geldt als bijzondere volmacht;
- indien de schriftelijke volmacht van de advocaat niet door deze zelf maar door een ander, zoals de secretaresse van de raadsman, is ondertekend, het verzuim van de raadsman zelf te ondertekenen voor gedekt kan worden gehouden ingeval verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigd raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en deze aldaar - zo nodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de niet door de advocaat zelf ondertekende volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.
In dit geval is echter in het geheel geen sprake van een handtekening.
Het hof is van oordeel dat andere omstandigheden - zoals de gegevens in de ‘footer’ van een e-mailbericht - niet kunnen worden gelijk gesteld met een handtekening. Er bestaat geen duidelijkheid over de vraag aan welke eisen dergelijke andere omstandigheden zouden moeten voldoen. Om dezelfde reden kan het verzuim niet voor gedekt worden gehouden.
Verder biedt artikel 450, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering wel (is waar) de mogelijkheid om een volmacht per elektronische voorziening over te dragen maar uit het Besluit digitale stukken Strafvordering blijkt de grote waarde die wordt gehecht aan de authenticiteit van (digitale) processtukken. In artikel 5 en 6 van dat besluit zijn immers zeer strikte eisen gesteld aan de elektronische voorziening en de elektronische handtekening.
Acceptatie van een niet op een of andere wijze ondertekend e-mailbericht als (geldige) volmacht zou voornoemde elektronische voorziening overbodig maken.
Het hof is voorts van oordeel dat er geen sprake is van een geval waarin de griffie van het gerecht de raadsvrouw erover diende te informeren dat een handtekening ontbrak. Daarbij is van belang dat de raadsvrouw niet ter griffie is verschenen om het rechtsmiddel in te stellen.
Ten slotte ziet het hof zich voor de vraag gesteld of met de eis van een handtekening dan wel met het niet gedekt houden van het verzuim van een handtekening door andere omstandigheden sprake is van onnodig formalisme, waardoor een inbreuk wordt gemaakt op de door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gewaarborgde rechten. Het hof is van oordeel dat daarvan geen sprake is. De authenticiteit van processtukken hangt direct samen met het belang van rechtszekerheid. Dat belang zet het hof af tegen de eenvoudige mogelijkheid om met behulp van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep in te stellen. Van schending van verdachtes recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM is dan ook geen sprake.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat niet kan worden gezegd dat (geldig) hoger beroep is ingesteld. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.”
2.3
Artikel 450 leden 1 en 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) luidt als volgt:
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
(...)
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.”
2.4.1
Een door de verdachte of betrokkene bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat kan op de wijze van artikel 450 lid 3 Sv een rechtsmiddel instellen door middel van het verlenen van een daartoe strekkende schriftelijke bijzondere volmacht aan een griffiemedewerker. Die volmacht moet – ook als deze in een e-mailbericht is opgenomen – zijn ondertekend door de advocaat (vgl. HR 1 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1568).
2.4.2
In het geval dat de volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 3 Sv niet is voorzien van een ondertekening door de advocaat, wordt dat verzuim voor gedekt gehouden als de verdachte of een door hem op de voet van artikel 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en (mede) op grond van het verhandelde ter terechtzitting komt vast te staan dat aan de niet door de advocaat ondertekende volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen. Daarvoor is in het bijzonder, maar niet uitsluitend, van belang wat de verdachte of de gemachtigde raadsman – zo nodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd – verklaart over het bestaan van die wens. (Vgl. ook, in enigszins andere bewoordingen, HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:102.)
2.5
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting blijkt dat de door de verdachte gemachtigde raadsman daar is verschenen. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en in aanmerking genomen dat het hof heeft vastgesteld dat het de toenmalige raadsvrouw was die met het onder 2.2.2 weergegeven e-mailbericht de griffie heeft verzocht hoger beroep in te stellen, waarbij die e-mail kennelijk was bedoeld als volmacht in de zin van artikel 450 lid 3 Sv, is het oordeel van het hof dat het verzuim om die volmacht te ondertekenen niet voor gedekt kan worden gehouden, niet zonder meer begrijpelijk. Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 januari 2023.