Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
2 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Gemeente Utrecht en een werknemer. De werknemer had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond van artikel 7:669 lid 3 BW, omdat er sprake zou zijn van een verstoorde relatie met haar direct leidinggevende. De kantonrechter had de gemeente de gelegenheid gegeven om herplaatsingsmogelijkheden te onderzoeken, maar de werknemer betwistte of dit terecht was. De Hoge Raad heeft de klachten van de gemeente over de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het incidentele beroep, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, geen behandeling behoeft. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.