ECLI:NL:HR:2023:824

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
23/00243
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichte anticonceptie en zorgmachtiging in het kader van de Wvggz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging die door de rechtbank Noord-Nederland was verleend. Betrokkene, een vrouw met een verstandelijke beperking, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, waarin verplichte anticonceptie in de vorm van de prikpil was opgenomen als onderdeel van de zorgmachtiging. De rechtbank had geoordeeld dat deze maatregel noodzakelijk was om te voorkomen dat betrokkene ongewild zwanger zou worden, gezien haar kwetsbare situatie en de risico's die een zwangerschap met zich meebracht voor zowel haar als het kind.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte de verplichte anticonceptie onder art. 3:2 lid 2, onder h, Wvggz had geschaard. In een eerdere uitspraak van 9 december 2022 had de Hoge Raad al bepaald dat gedwongen anticonceptie niet kan worden aangemerkt als een beperking van de vrijheid om het eigen leven in te richten. Hierdoor kon de rechtbank de toediening van de prikpil niet als vorm van verplichte zorg opnemen in de zorgmachtiging. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het geding terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.

Deze uitspraak benadrukt de grenzen van de Wvggz en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de rechten van individuen, vooral in situaties waarin kwetsbare personen betrokken zijn. De beslissing van de Hoge Raad biedt belangrijke juridische duidelijkheid over de toepassing van verplichte zorg en de voorwaarden waaronder deze kan worden opgelegd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00243
Datum2 juni 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT NOORD-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/19/141545 / FA RK 22-2005 van de rechtbank Noord-Nederland van 24 oktober 2022.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 24 oktober 2022 en tot afdoening als in de conclusie onder 3.10 vermeld.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In deze procedure heeft de officier van justitie verzocht een aansluitende zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene te verlenen voor de duur van twaalf maanden.
2.2
De rechtbank heeft deze zorgmachtiging verleend. In de zorgmachtiging heeft de rechtbank onder de vormen van verplichte zorg onder meer opgenomen “het toedienen van anticonceptie in de vorm van de prikpil ter voorkoming van zwangerschap”. De rechtbank heeft dit gebaseerd op art. 3:2 lid 2, onder h, Wvggz (het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen).
2.3
De rechtbank heeft de hiervoor in 2.2 vermelde beslissing als volgt gemotiveerd:
“2.9. (…) Betrokkene is zelf niet in staat een zwangerschap of een SOA te voorkomen. Door de grote kans op onvrijwillig en onveilig seksueel contact is het goed mogelijk dat ze zwanger wordt. Mede door haar verstandelijke beperking, haar door psychoses beperkte realiteitstoetsing en de hieruit voortvloeiende slechte zelfzorg, slechte voeding en agressie in de relaties, zou het kind groot gevaar lopen verwaarloosd en mishandeld te worden. De kans dat het kind om die reden direct na de geboorte wordt weggehaald is daardoor zeer groot. Zoals de psychiater heeft toegelicht zal dit voor betrokkene een nieuw trauma opleveren.
Door de psychiater is tevens toegelicht dat er daarnaast een groot gevaar is voor betrokkene zelf. Een deel van de noodzakelijke medicatie die betrokkene krijgt, is niet te combineren met een zwangerschap. Er zou dan gestopt of geswitched moeten worden met de huidige medicatie, wat een groot risico geeft op psychotische ontregeling bij betrokkene, met alle nare gevolgen van dien. Daarnaast is het zo dat tijdens en direct na de zwangerschap de hormoonhuishouding anders is dan buiten een zwangerschap. De hormoonhuishouding heeft direct invloed op de opname, distributie en afbraak van psychofarmaca zoals het antipsychoticum dat betrokkene krijgt, vergelijkbaar met een medicatieverandering. In het verleden is gebleken dat betrokkene in periodes van medicatieverandering en psychosociale onrust psychotisch kan ontregelen. Het valt niet uit te sluiten dat een nieuwe psychotische ontregeling ook zal optreden ten gevolge van enerzijds de onrust die de voorbereiding op de geboorte en de zorg voor het kind na de geboorte, en anderzijds de biologische veranderingen gedurende en in de periode direct na de zwangerschap. Een psychose is erg stressvol. Een zwangerschap dient om die redenen voorkomen te worden.
De rechtbank is van oordeel dat het voorkomen van een zwangerschap middels het slikken van de pil een te groot risico vormt. Als de pil een keer wordt vergeten, is er al een risico op een zwangerschap. Daar komt bij dat betrokkene ook nu al regelmatig medicatie weigert. Bij de prikpil een implanon is betrokkene beter beschermd en dat is van groot belang. De rechtbank zal dan ook het toedienen van de prikpil toestaan. Zij zal dit scharen onder de modaliteit “aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten” en niet zoals verzocht onder de modaliteit “toedienen van medicatie”. De prikpil is geen medicatie die gezien moet worden als invloed hebbend op het psychisch welzijn van betrokkene, maar moet gezien worden in het licht van lichamelijk welzijn. Het is een handeling die moet worden verricht zonder dat betrokkene daar zelf over kan beslissen, zodat het in die zin een beperking is van haar vrijheid haar eigen leven in te richten.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel 1.1 van het middel klaagt dat het oordeel van de rechtbank dat de verplichte anticonceptie in de vorm van het toedienen van de prikpil moet worden geschaard onder art. 3:2 lid 2, onder h, Wvggz, onjuist is.
3.2
Deze klacht treft doel. In zijn (na de beschikking van de rechtbank gewezen) beschikking van 9 december 2022 heeft de Hoge Raad beslist dat gedwongen toepassing van anticonceptie niet kan worden aangemerkt als ‘het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten’ als bedoeld in art. 3:2 lid 2, onder h, Wvggz. [1] De rechtbank kon dus niet op deze grondslag de toediening van de prikpil als vorm van verplichte zorg in de zorgmachtiging opnemen.
3.3
De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 24 oktober 2022;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
2 juni 2023.

Voetnoten

1.HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1850, rov. 3.2.3 en 3.2.5.