ECLI:NL:HR:2023:82

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
21/02452
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak na te late indiening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verdachte had zich op de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2021 laten verdedigen door een daartoe uitdrukkelijk gemachtigde advocaat. Volgens artikel 432 lid 1 sub c van het Wetboek van Strafvordering diende het cassatieberoep binnen veertien dagen na de einduitspraak van het hof, die op 26 mei 2021 had plaatsgevonden, te worden ingesteld. Echter, het beroep is pas op 10 juni 2021 ingediend, wat buiten de gestelde termijn valt. Hierdoor kon de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling nemen.

De advocaat-generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak heeft ook samenhang met de nummers 21/02249 en 21/02250, wat aangeeft dat er meerdere gerelateerde zaken zijn die mogelijk invloed hebben op de context van deze uitspraak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02452
Datum24 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 mei 2021, nummer 21-001345-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Volgens de stukken heeft de verdachte zich op de terechtzitting van het hof van 12 mei 2021 op grond van artikel 279 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering laten verdedigen door een daartoe uitdrukkelijk gemachtigde advocaat. Daarom had het cassatieberoep moeten worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van het hof van 26 mei 2021. Het beroep is echter pas ingesteld op 10 juni 2021. Om die reden kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 januari 2023.