Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
5.Beslissing
30 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging van medewerkers van een telefoonwinkel en andere personen, waaronder medewerkers van het Openbaar Ministerie en de reclassering. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of de verdachte daadwerkelijk had gedreigd met een misdrijf dat gevaar voor de algemene veiligheid van goederen met zich meebracht, zoals ten laste gelegd in de zaak. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet begrijpelijk had vastgesteld dat de verdachte de aangever had bedreigd met een misdrijf dat onder artikel 285 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht valt. De uitspraak van het hof werd gedeeltelijk vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van de bedreiging van de winkelmedewerker. De Hoge Raad concludeerde dat de aard en ernst van de overige bewezenverklaringen, waaronder bedreigingen met een misdrijf tegen het leven gericht, niet werden aangetast door deze vrijspraak. Daarnaast werd een klacht over overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase gegrond verklaard, maar leidde dit niet tot vernietiging van de overige onderdelen van de uitspraak. De Hoge Raad heeft de overige cassatiemiddelen verworpen en de uitspraak van het hof voor het overige in stand gelaten.