ECLI:NL:HR:2023:808

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
22/00383
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van medewerkers en vrijspraak van verdachte in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging van medewerkers van een telefoonwinkel en andere personen, waaronder medewerkers van het Openbaar Ministerie en de reclassering. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of de verdachte daadwerkelijk had gedreigd met een misdrijf dat gevaar voor de algemene veiligheid van goederen met zich meebracht, zoals ten laste gelegd in de zaak. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet begrijpelijk had vastgesteld dat de verdachte de aangever had bedreigd met een misdrijf dat onder artikel 285 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht valt. De uitspraak van het hof werd gedeeltelijk vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van de bedreiging van de winkelmedewerker. De Hoge Raad concludeerde dat de aard en ernst van de overige bewezenverklaringen, waaronder bedreigingen met een misdrijf tegen het leven gericht, niet werden aangetast door deze vrijspraak. Daarnaast werd een klacht over overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase gegrond verklaard, maar leidde dit niet tot vernietiging van de overige onderdelen van de uitspraak. De Hoge Raad heeft de overige cassatiemiddelen verworpen en de uitspraak van het hof voor het overige in stand gelaten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00383
Datum30 mei 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 24 januari 2022, nummer 22-000495-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Namens de verdachte hebben J. Kuijper en D.W.E. Sternfeld, beiden advocaat te Amsterdam, daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10-036946-19 onder 3 tenlastegelegde, voor zover die inhoudt dat de verdachte [aangever] heeft bedreigd met “enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen ontstaat”.
2.2.1
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte in de zaak met parketnummer 10-036946-19 onder 3 bewezenverklaard dat:
“hij op 23 maart 2019 te Rotterdam [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen ontstaat door die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen: “ik ga de winkel verbouwen als ik geen telefoon mee krijg”.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 2 februari 2021, inhoudende:
(...) Op 23 maart 2019 ben ik in de winkel van Tele2 aan de [a-straat] in Rotterdam geweest en ben daar toen tekeer gegaan tegen het winkelpersoneel. (...)
7. Het proces-verbaal van politie nummer PL1700-2019087131-2, inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
Ik doe aangifte van bedreiging. Ik ben werkzaam in de functie van manager van het bedrijf Tele2 Retail BV, gevestigd aan de [a-straat 1] te Rotterdam. Op 23 maart 2019 bevond ik mij in de telefoonwinkel aan de [a-straat] . Ik zag een man de winkel in komen lopen. Collega [betrokkene] hielp de man. Ik hoorde dat de man schreeuwde: “Ik ga de winkel verbouwen als ik geen telefoon mee krijg”. Ik vroeg aan [betrokkene] de klantgegevens van de man. De gegevens zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1983, telefoon [telefoonnummer] . Ik voelde mij bedreigd door de houding, het gedrag en hetgeen [verdachte] in de winkel geuit heeft.
(...)
De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 6 december 2021 verklaard - zakelijk weergegeven -:
(...)
Ik ben op 23 maart 2019 in een Tele 2 winkel in Rotterdam geweest. Ik ben naar binnen gegaan om te zeggen dat ik een abonnement wilde afsluiten waarbij ik een nieuwe telefoon zou krijgen. Er werd tegen mij gezegd dat ik geen nieuwe telefoon kon krijgen en dat ik alleen een sim-only abonnement kon afsluiten.”
2.3.1
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 285 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daarom moet worden aangenomen dat de in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende woorden “enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen ontstaat” zijn gebruikt in de betekenis die die woorden hebben in die bepaling.
2.3.2
Artikel 285 lid 1 (oud) Sr, dat nadien alleen ten aanzien van het strafmaximum is gewijzigd, luidde ten tijde van het bewezenverklaarde feit als volgt:
“Bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, met geweld tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met gijzeling, met zware mishandeling of met brandstichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.”
2.3.3
De in artikel 285 Sr bedoelde bedreiging met “enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen ontstaat” ziet op bedreiging met een misdrijf dat in Boek 2, Titel VII Sr met het opschrift “Misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen wordt in gevaar gebracht” (artikel 157 tot en met 176c Sr) strafbaar is gesteld (vgl. HR 2 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0877) en niet op bijvoorbeeld het in Titel XXVII Sr strafbaar gestelde misdrijf van zaaksbeschadiging (artikel 350 Sr).
2.4
Het hof heeft - kort gezegd - vastgesteld dat de verdachte in de telefoonwinkel waar [aangever] werkzaam was, is tekeergegaan tegen het winkelpersoneel en heeft geschreeuwd: “Ik ga de winkel verbouwen als ik geen telefoon mee krijg”. Het oordeel van het hof dat de verdachte aldus [aangever] heeft bedreigd met een misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen is ontstaan - waarbij het hof kennelijk het oog had op zaaksbeschadiging - is, mede gelet op wat onder 2.3.3 is vooropgesteld, niet begrijpelijk.
2.5
Daarover klaagt het cassatiemiddel terecht. De Hoge Raad zal de verdachte vrijspreken van dit feit. Daardoor worden de aard en de ernst van hetgeen in de bestreden uitspraak overigens ten laste van de verdachte is bewezenverklaard - onder meer drie bedreigingen, waaronder twee met een misdrijf tegen het leven gericht - niet aangetast, zodat een verdere vernietiging van de uitspraak op deze grond achterwege kan blijven.

3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Omdat de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zich naar zijn aard niet voor vermindering leent, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden.

4.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10-036946-19 onder 3 tenlastegelegde;
- spreekt de verdachte vrij van het in die zaak onder 3 tenlastegelegde;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 mei 2023.