Uitspraak
[woonplaats].
2 december 1997.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 1997 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van goederen in gevaar werd gebracht, zoals vastgelegd in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De tenlastelegging was toegesneden op deze strafbaarstelling, waarbij de verdachte op 18 augustus 1994 in een kantoor dreigde een computer te vernielen. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de wetsgeschiedenis en de inhoud van de bewijsmiddelen. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte met beide handen een monitor vastpakte en dreigende woorden uitsprak, maar de Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof dat er gemeen gevaar voor goederen zou zijn te duchten, onbegrijpelijk was. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring ontoereikend was gemotiveerd, omdat uit de bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat er gevaar voor andere goederen dan de computer zelf bestond. Daarom heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.