ECLI:NL:HR:2023:798
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Stichting [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 maart 2021, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank Gelderland had in deze zaak een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd aan de Stichting over het tijdvak van 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2015, alsook een beschikking inzake belastingrente.
De belanghebbende, vertegenwoordigd door M.W.C. Soltysik, heeft de klacht over de uitspraak van het Hof ingediend. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klacht beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig was om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de beoordeling van de klacht niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.