ECLI:NL:HR:2023:787

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
21/04343
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over appartementsrechten en vervangende machtiging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 21/04343. De zaak betreft een geschil over appartementsrechten en de mogelijkheid van vervangende machtiging bij wijziging van de akte van splitsing. De verzoeker, wonende in China, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam, die eerder op 20 juli 2021 was gegeven. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter en het gerechtshof in Amsterdam, waarbij de verzoeker in zijn beroep werd bijgestaan door advocaat H.J.W. Alt. De verweerders, die in cassatie zijn opgetreden, hebben primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep en subsidiair tot verwerping. Tevens hebben zij incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft in zijn conclusie geadviseerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verzoeker en verwerping van het incidentele beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft de verzoeker in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, en ook de verweerders in het incidentele beroep zijn in de kosten veroordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de vicepresident en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/04343
Datum26 mei 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], China,
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [verzoeker],
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
1. [verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerster 3],
wonende te [woonplaats],
4. De gezamenlijke erven van [erflater],
wonende te [woonplaats],
5. [verweerster 5],
wonende te [woonplaats],
6. [verweerster 3] (in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflater]),
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerders],
advocaat: aanvankelijk F.I. van Dorsser, thans J. den Hoed.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak 7116738 EA VERZ 18-644 van de kantonrechter te Amsterdam van 30 augustus 2019;
b. de beschikking in de zaak 200.269.929/01 van het gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2021.
[verzoeker] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Verweerders sub 1 t/m 5 hebben geconcludeerd primair tot niet-ontvankelijkheid en subsidiair tot verwerping van het principaal cassatieberoep. Tevens hebben verweerders sub 1 t/m 6 incidenteel cassatieberoep ingesteld. [verzoeker] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring althans verwerping van het incidentele cassatieberoep. Na kennisgeving van de procesinleiding heeft verweerster sub 6 een nader verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt in het principale cassatieberoep:
- tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn beroep jegens de gezamenlijke erven van Jongsma;
- overigens tot verwerping;
in het incidentele cassatieberoep:
- tot niet-ontvankelijkverklaring van de gezamenlijke erven van Jongsma in hun beroep;
- overigens tot verwerping.
De advocaat van [verzoeker] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 845,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verzoeker] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
in het incidentele beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [verweerders] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
26 mei 2023.