ECLI:NL:HR:2023:752

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
21/02419
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk gebruik van vervalste beschikking en oplichting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 mei 2021. De verdachte, geboren in 1949, was in hoger beroep veroordeeld voor opzettelijk gebruik maken van een vervalste beschikking en oplichting. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De eerste klacht betrof de vraag of de verdachte wetenschap had van het vervalste karakter van de beschikking en of het hof gehouden was te beslissen op het verweer dat tot vrijspraak strekte. De tweede klacht ging over de vraag of het hof het bewezenverklaarde oogmerk uit de bewijsmiddelen had kunnen afleiden. Daarnaast was er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de vraag aan de orde was of het Openbaar Ministerie ontvankelijk was, gezien het verstekvonnis waarin deze voorwaardelijke straf was opgelegd en niet deugdelijk aan de verdachte was betekend. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02419
Datum6 juni 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 mei 2021, nummer 22-003353-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 juni 2023.