ECLI:NL:HR:2023:718
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Stichting [X] te [Z] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 16 augustus 2022. De zaak betreft een hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, die betrekking had op beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2019. De onroerende zaken in kwestie zijn gelegen aan [a-straat 1] en [a-straat 2] te [Z]. De belanghebbende, vertegenwoordigd door J.G.M. de Koning, heeft de klachten over de uitspraak van het Hof ingediend bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.