ECLI:NL:HR:2023:683

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
22/00424
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over moord en poging tot doodslag in Caribische context met voorbedachte raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van moord en poging tot doodslag. De feiten vonden plaats in een snack in Curaçao, waar de verdachte na een ruzie zijn vriendin naar huis bracht, om vervolgens terug te keren naar de snack en op korte afstand kogels af te vuren op een ander, wat leidde tot de dood van deze persoon en verwondingen aan een willekeurige omstander.

De Hoge Raad heeft de bewijsklacht van de verdachte beoordeeld, waarbij de vraag centraal stond of de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De advocaat-generaal concludeerde tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad oordeelde dat het Hof voldoende gemotiveerd had vastgesteld dat de verdachte niet louter in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling had gehandeld. De tijdspanne van ongeveer 10 minuten tussen het besluit om te schieten en de uitvoering daarvan werd als cruciaal beschouwd, wat de conclusie van voorbedachte raad ondersteunt.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarbij het oordeel van het Hof als toereikend en niet in strijd met de rechtsopvatting werd beschouwd. De uitspraak benadrukt het belang van de tijd en gelegenheid tot beraad in de beoordeling van voorbedachte raad in strafzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00424 C
Datum9 mei 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 27 januari 2022, nummer H-7/21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C. Reijntjes-Wendenburg, advocaat te Valkenswaard, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het eerste cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1. tenlastegelegde voor zover inhoudende dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5 tot en met 14.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 mei 2023.