ECLI:NL:HR:2023:670
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake WIA-besluit
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2022, nr. 21/1237 WIA. Het hoger beroep van belanghebbende was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 20/1516) betreffende een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat was genomen op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Centrale Raad van Beroep had op 29 november 2022 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden. Het beroepschrift in cassatie werd echter pas op 24 februari 2023 ontvangen via het webportaal van de Hoge Raad, wat betekende dat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Deze termijn eindigde op 10 januari 2023.
Belanghebbende werd door de griffier van de Hoge Raad in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te verklaren waarom de beroepstermijn was overschreden. De argumenten die belanghebbende op 9 maart 2023 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Daarom werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad zag geen aanleiding om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.