In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen DZA c.s. en de Vereniging Hendrick de Keyser (HDK). De zaak betreft de vraag of een eigenaar gebonden is aan de instemming van haar directeur met een beding dat de vruchtgebruiker na 30 jaar aanspraak kan maken op verlenging van het vruchtgebruik voor dezelfde periode. Dit roept vragen op over de toepassing van artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek en de strekking van artikel 3:203 lid 3 BW.
DZA c.s. hebben beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad heeft de klachten van DZA c.s. beoordeeld, maar deze niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de arresten van het hof, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat de Hoge Raad niet hoeft te motiveren wanneer de vragen niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en DZA c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. De uitspraak is gedaan door de raadsheren C.H. Sieburgh, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.