Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
18 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak, die betrekking heeft op profijtontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de handel in cocaïne, heeft de Hoge Raad op 18 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de ontneming van voordeel dat is verkregen door het vervoeren van cocaïne en voorbereidingshandelingen met betrekking tot cocaïnehandel. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, zowel in deze ontnemingszaak als in de samenhangende strafzaak die onder nummer 21/02662 aanhangig is. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het gerechtshof Amsterdam zal moeten beoordelen of deze overschrijding van de redelijke termijn tot compensatie moet leiden in de strafzaak. De Hoge Raad heeft in deze ontnemingszaak volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, zonder verdere rechtsgevolgen aan dit oordeel te verbinden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en de klachten over de uitspraak van het hof zijn niet gegrond bevonden. De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, en is openbaar uitgesproken.