ECLI:NL:HR:2023:577
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 september 2022. De Centrale Raad had eerder het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland behandeld, die betrekking had op een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was.
De griffier van de Centrale Raad van Beroep had op 19 september 2022 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden. Het beroepschrift in cassatie werd pas op 9 november 2022 bij de Hoge Raad ingediend, wat betekende dat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De Hoge Raad concludeerde dat het beroep in cassatie niet tijdig was ingediend, ook niet in de zin van artikel 6:9, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Belanghebbende had de gelegenheid gekregen om te verklaren waarom de termijn was overschreden, maar de aangevoerde redenen werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht. Daarom werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren van de Hoge Raad.