ECLI:NL:CRVB:2022:1995
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-uitkering en nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante had een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) ontvangen, die later was omgezet naar een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Appellante verzocht het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen op het besluit van 15 december 1997, maar het Uwv weigerde dit, omdat er volgens hen geen nieuwe feiten waren. Appellante voerde aan dat de beslissing van het Schadefonds Geweldsmisdrijven van 26 maart 2020 een nieuw feit was dat meegewogen moest worden in de besluitvorming van het Uwv. De rechtbank oordeelde echter dat deze beslissing geen rol kon spelen bij het in geding zijnde besluit, omdat het niet aangaf dat appellante van 1979 tot 1985 werkzaamheden had verricht op basis van een dienstbetrekking. De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de beslissing van het Schadefonds enkel betrekking had op de vraag of appellante slachtoffer was van geweld en niet op haar arbeidsverleden. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een schadevergoeding en bevestigde de aangevallen uitspraak.