Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
5.Beslissing
11 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2020. De verdachte, geboren in 1978, was beschuldigd van medeplegen van verduistering van geldbedragen door bewindvoerders, meermalen gepleegd. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, specifiek met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de gijzeling die was verbonden aan de schadevergoedingsmaatregel.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak, met uitzondering van de duur van de gijzeling. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de maximale duur van gijzeling bij schadevergoedingsmaatregelen één jaar bedraagt, en dat in deze zaak onder één jaar 360 dagen moet worden verstaan. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof ambtshalve vernietigd en zelf de duur van de gijzeling verminderd, zodat deze nu 360 dagen bedraagt.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zestien maanden naar vijftien maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.