ECLI:NL:HR:2023:530

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
21/03852
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van diefstal van elektronisch gereedschap uit bestelbus

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 3 september 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993, was in cassatie gegaan tegen de veroordeling voor medeplegen van diefstal van elektronisch gereedschap uit een bestelbus, zoals bedoeld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat C.W. Noorduyn, had een cassatiemiddel ingediend, waarin onder andere werd geklaagd over een onvolkomenheid bij de beëdiging van een of meerdere raadsheren van het hof. De Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geconcludeerd dat ze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De advocaat-generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing aangegeven dat het niet nodig was om de klachten verder te motiveren, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03852
Datum4 april 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 september 2021, nummer 20-000069-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.W. Noorduyn, advocaat te 's‑Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsvrouw heeft – na het verstrijken van de in artikel 437 lid 2 Sv bedoelde termijn – bij aanvullende schriftuur nog aan de orde gesteld dat bij de beëdiging van één of meerdere van de raadsheren die de bestreden uitspraak hebben gewezen, zich een onvolkomenheid heeft voorgedaan. Gelet op het arrest dat de Hoge Raad op 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438, heeft gewezen, behoeft dat geen verdere bespreking.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 april 2023.