Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 5 januari 2022 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1978, die in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak van het hof. De verdediging, vertegenwoordigd door de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin werd geklaagd over het ontbreken van bewijsmiddelen in het door het hof bevestigde vonnis van de rechtbank. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak naar het hof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad heeft de klacht van de verdediging gegrond verklaard. De redenen voor deze beslissing zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aanvulling van het hof met bewijsmiddelen, die na de indiening van het dossier zijn opgemaakt, niet in cassatie kan worden meegenomen. Dit betekent dat de bewezenverklaring van het hof niet voldoet aan de wettelijke eisen, omdat de benodigde bewijsmiddelen ontbreken. De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.