ECLI:NL:HR:2023:463

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
21/04943
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekverlening wegens niet-kennisname van ziekte van verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep op 18 november 2021 aan het hof medegedeeld dat hij wegens ziekte niet in staat was om te verschijnen. Het hof heeft echter verondersteld dat de verdachte vrijwillig afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, zonder blijk te geven van kennisname van de e-mail waarin de ziekte werd gemeld. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte heeft aangenomen dat de verdachte vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De Hoge Raad stelt vast dat de verdachte tijdig had gemeld dat hij wegens ziekte niet kon verschijnen, en dat het hof had moeten beoordelen of aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting aangewezen was. De beslissing van het hof om verstek te verlenen en het onderzoek voort te zetten, wordt als onjuist beoordeeld. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04943
Datum28 maart 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 november 2021, nummer 21-003654-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De raadsvrouw van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof tot het verlenen van verstek tegen de niet-verschenen verdachte. Het voert daartoe onder meer aan dat de verdachte voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep van 18 november 2021 aan het hof heeft medegedeeld dat hij wegens ziekte niet in staat was te komen, het hof niet blijk heeft gegeven van deze mededeling kennis te hebben genomen en ten onrechte heeft verondersteld dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
2.2.1
Bij schriftuur is een screenshot overgelegd van een door de verdachte aan het hof verstuurde e-mail van 17 november 2021, aan de herkomst en betrouwbaarheid van welk screenshot - mede gelet op de informatie die is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.3 en 3.4 - in redelijkheid niet hoeft te worden getwijfeld.
2.2.2
De betreffende e-mail is gestuurd naar het e-mailadres van een medewerker van de strafgriffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, welk adres ook is gebruikt toen de verdachte voorafgaand aan een eerdere zitting in deze zaak met het hof heeft gecorrespondeerd in verband met een verzoek tot aanhouding, en houdt onder meer het volgende in:
“Beste medewerkers,
Op donderdag 18 november 2021 om 11.30 uur, heb ik [verdachte] (...) een zitting in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. (...)
Helaas ben ik ziek. Ik ben genoodzaakt thuis te blijven met de klachten die ik momenteel heb.”
2.3
Het hof heeft bij zijn bij verstek gewezen arrest van 18 november 2021 de verdachte met toepassing van artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 november 2021, waarvan de aantekening van het mondeling arrest deel uitmaakt, volgt niet dat het hof kennis heeft genomen van de onder 2.2 bedoelde e-mail.
2.4
Uitgangspunt is dat als de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP), geldig is betekend (uitgereikt) en de verdachte noch zijn raadsman op de terechtzitting is verschenen, de rechter - behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel - kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen als de verdachte wegens ziekte is verhinderd op de terechtzitting te verschijnen zonder dat dit de rechter bekend was. (Vgl. HR 20 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:89.)
2.5
Gelet op wat onder 2.2 is weergegeven, moet ervan worden uitgegaan dat de verdachte het hof tijdig heeft medegedeeld dat hij wegens ziekte niet op de terechtzitting in hoger beroep zou verschijnen. In het licht van wat is overwogen onder 2.4 kon daarom niet uit worden gegaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van het recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Gelet hierop is de beslissing van het hof om, zonder te hebben beoordeeld of aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting aangewezen was om de verdachte in de gelegenheid te stellen bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist.
2.6
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 maart 2023.