ECLI:NL:HR:2015:89

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
14/00299
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste verstekverlening en het recht op aanwezigheid bij de behandeling van de strafzaak

In deze zaak gaat het om de vraag of de Hoge Raad terecht het verstek heeft vernietigd dat was verleend tegen een verdachte die niet aanwezig was op de terechtzitting in hoger beroep. De verdachte was op het moment van de zitting opgenomen in het ziekenhuis, wat de reden was voor zijn afwezigheid. De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel de dagvaarding rechtsgeldig was betekend en de verdachte noch zijn raadsman op de zitting aanwezig waren, er duidelijke aanwijzingen waren dat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De Hoge Raad stelt dat het uitgangspunt is dat de rechter kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht, maar dat dit niet opgaat in gevallen waarin de verdachte door ziekte niet in staat is om te verschijnen. De Hoge Raad concludeert dat de beslissing van het Hof om verstek te verlenen onjuist was, gezien de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling, zodat de verdachte alsnog in zijn tegenwoordigheid kan worden berecht. Dit arrest benadrukt het belang van het recht op aanwezigheid bij de behandeling van een strafzaak en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met situaties waarin een verdachte om gegronde redenen niet kan verschijnen.

Uitspraak

20 januari 2015
Strafkamer
nr. S 14/00299
ABG/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 28 november 2013, nummer 22/005768-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. Tanoğlu, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel strekt ten betoge dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep in het ziekenhuis was opgenomen en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat aldaar de verdachte niet is verschenen, dat tegen hem verstek is verleend en dat het onderzoek is gesloten.
2.3.
Uitgangspunt is dat indien de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in een GBA, rechtsgeldig is betekend en de verdachte noch zijn raadsman op de terechtzitting is verschenen, de rechter - behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel - kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Nochtans bestaat de mogelijkheid dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen indien de verdachte wegens ziekte is verhinderd op de terechtzitting te verschijnen zonder dat dit de rechter bekend was.
2.4.
Uit de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3 weergegeven inhoud van de in cassatie overgelegde stukken - aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in het onderhavige geval in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld - moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in het ziekenhuis verbleef en om die reden verhinderd was op de terechtzitting in hoger beroep te verschijnen, zodat de beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien, onjuist was. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn brengt het vorenoverwogene mee dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt tot de slotsom dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.5.
Het middel is dus terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 januari 2015.