Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
20 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de Hoge Raad terecht het verstek heeft vernietigd dat was verleend tegen een verdachte die niet aanwezig was op de terechtzitting in hoger beroep. De verdachte was op het moment van de zitting opgenomen in het ziekenhuis, wat de reden was voor zijn afwezigheid. De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel de dagvaarding rechtsgeldig was betekend en de verdachte noch zijn raadsman op de zitting aanwezig waren, er duidelijke aanwijzingen waren dat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De Hoge Raad stelt dat het uitgangspunt is dat de rechter kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht, maar dat dit niet opgaat in gevallen waarin de verdachte door ziekte niet in staat is om te verschijnen. De Hoge Raad concludeert dat de beslissing van het Hof om verstek te verlenen onjuist was, gezien de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling, zodat de verdachte alsnog in zijn tegenwoordigheid kan worden berecht. Dit arrest benadrukt het belang van het recht op aanwezigheid bij de behandeling van een strafzaak en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met situaties waarin een verdachte om gegronde redenen niet kan verschijnen.