ECLI:NL:HR:2023:423

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
21/04235
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg overeenkomst over inkoopprijs van melk en motiveringsklachten in cassatie

In deze zaak hebben de melkveehouders, hierna aangeduid als eisers tot cassatie, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam en betreft een geschil over de uitleg van een overeenkomst met betrekking tot de inkoopprijs van melk. De melkveehouders hebben hun klachten over het arrest van het hof ingediend, maar de Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van de melkveehouders verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 845,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien de melkveehouders deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoen. Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en G.C. Makkink, en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock op 17 maart 2023.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/04235
Datum17 maart 2023
ARREST
In de zaak van
[melkveehouders 1 t/m 311]
EISERS tot cassatie,
hierna: de melkveehouders,
advocaten: J.W. de Jong en S.M. Kingma,
tegen
ROYAL BEL LEERDAMMER B.V.,
gevestigd te Schoonrewoerd,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: RBL,
advocaat: W.H. van Hemel.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/10/550637 / HA ZA 18-503 van de rechtbank Rotterdam van 7 augustus 2019 en 22 januari 2020;
b. het arrest in de zaak 200.272.989/01 van het gerechtshof Den Haag van 13 juli 2021.
De melkveehouders hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
RBL heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor RBL toegelicht door haar advocaat, en mede door J.B.S. Hijink en L.A. van de Sandt.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van de melkveehouders hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de melkveehouders in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van RBL begroot op € 845,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de melkveehouders deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
17 maart 2023.