Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
21 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 29 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1997, was in hoger beroep veroordeeld voor poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige vriendin. De verdachte had haar armen rondom haar nek geklemd, waardoor zij in ademnood raakte. In cassatie werd door de verdediging een beroep gedaan op vrijwillige terugtred, zoals geregeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast werd er een onvolkomenheid aangevoerd met betrekking tot de beëdiging van een of meerdere raadsheren van het hof, wat volgens de verdediging van invloed zou moeten zijn op de uitspraak.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld. Wat betreft het beroep op vrijwillige terugtred, oordeelde de Hoge Raad dat dit geen verdere bespreking behoeft, verwijzend naar een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2022:1438). De Hoge Raad concludeerde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Dit oordeel werd gegeven zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling door het gerechtshof in stand blijft. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier, tijdens een openbare terechtzitting.