ECLI:NL:HR:2023:4

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
21/01535
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belaging via e-mail en sociale media met dreiging van openbaarmaking van naaktfoto's

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor belaging van zijn ex-partner, waarbij hij via e-mail en Facebook dreigende berichten had verstuurd. De Hoge Raad moest beoordelen of de verdachte 'stelselmatig' inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, zoals ten laste gelegd onder artikel 285b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten van de zaak dateren van oktober 2014, toen de verdachte meerdere e-mailberichten en Facebookberichten naar de aangeefster stuurde, waarin hij dreigde naaktfoto's van haar openbaar te maken. Het hof had geoordeeld dat, hoewel de berichten in een relatief korte periode waren verstuurd, er sprake was van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, gezien de aard en de indringendheid van de berichten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onjuist had geoordeeld en dat de bewezenverklaring van de belaging standhield. Het cassatiemiddel van de verdachte werd verworpen, en de Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het hof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01535
Datum10 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 april 2021, nummer 23-001171-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, voor zover die inhoudt dat de verdachte ‘stelselmatig’ inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] .
2.2.1
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging onder 1 bewezenverklaard dat hij:
“op tijdstippen in de periode van 6 oktober 2014 tot en met 9 oktober 2014 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen, via email en Facebook contact gezocht en de woorden toegevoegd:
- “Ik geef je twee uur de tijd” en
- “Ik kan heel makkelijk dingen regelen dat jij doet wat ik zeg. Er zijn genoeg middelen voor dat. Nu ga ik een van die sturen” en
- “Al je foto’s word te zien van iedereen en iedereen krijgt een details over jouw vreemdgaan. In het biggen met [betrokkene 1] en ik en nu met jouw [betrokkene 2] ”.”
2.2.2
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank onder meer wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde bevestigd. De bewezenverklaring steunt op de volgende - in dat vonnis opgenomen - bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 7 maart 2018.
[e-mailadres 1] is een e-mailadres van mij. Ik heb een Facebook profiel onder de naam [verdachte] .
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2014226815-5 van 9 oktober 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. 20 - 23).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [aangeefster] , zakelijk weergegeven:
Op 06-10-2014 heb ik meerdere mailberichten van [verdachte] ontvangen, hierbij zat een naaktfoto van mij. Hij heeft mij bedreigd met de volgende tekst: ‘Ik kan heel makkelijk dingen regelen dat jij doet wat ik zeg. Er zijn genoeg middelen voor dat. Nu ga ik een van die sturen’.
Op 08-10-2014 heb ik een mailbericht van [verdachte] ontvangen. Hierin heeft hij onder andere geschreven dat al mijn foto’s voor iedereen te zien zullen zijn.
De genoemde [verdachte] heeft 46 reacties geplaatst op de Facebookpagina van [A] .
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2014226815-14 van 12 maart 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (doorgenummerde pag. 70 - 75).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [verdachte] , zakelijk weergegeven:
V: Op 6 oktober komt er een mailbericht binnen: “ik kan heel gemakkelijk dingen regelen, dat jij doet wat ik zeg, er zijn genoeg middelen voor dat. Nu ga ik een van die sturen”, en dan stuurt u een naaktfoto van [aangeefster] mee. Wat heeft u daarop te zeggen?
A: ik heb die brieven (de rechtbank begrijpt: mailbericht) wel gestuurd. Zij moet stoppen met mij, maar zij stopt niet.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2014226815-15 van 13 maart 2015 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pag. 76 - 77).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Dreigmail 6 oktober 2014 10:07 uur: ik geef 2 uur tijd. Dan volgt een berichtenuitwisseling van [aangeefster] en [verdachte] . Een JPG fotobijlage is in de dreigmail bijgevoegd. Deze is door mij, verbalisant geopend en de foto, waarop aangeefster [aangeefster] is afgebeeld in pornografische pose, is bijgevoegd.
8 oktober 2014 07:04 uur: all je foto’s word te zien van iedereen en iedereen krijgt een details over jouw vreemd gaan. In het biggen met [betrokkene 1] en ik en nu met jouw [betrokkene 2] .
5. Een geschrift, zijnde een printscreen van e-mailcorrespondentie (doorgenummerde pag. 36 - 37).
Van: [verdachte] < [e-mailadres 1]
Datum: 8 oktober 2014 07:04:54
Aan: [aangeefster] < [e-mailadres 2] >
All je foto’s word te zien van iedereen en iedereen krijgt een details over jouw vreemdgaan. In het biggen met [betrokkene 1] en ik en nu met jouw [betrokkene 2] .
Verstuurd vanaf mijn iPhone
6. Een geschrift, zijnde een printscreen van een Facebookpagina (doorgenummerde pag. 24-25).
De printscreen betreft de Facebookpagina [A] en het [B] , waarop op 7 oktober door een profiel met de naam [verdachte] diverse malen is geplaatst: ‘ [aangeefster] is de grootste huur in Nederland!!!’.”
2.2.3
In het bevestigde vonnis is ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Bewezenverklaring van feit 1
De rechtbank acht de onder feit 1 ten laste gelegde stalking (...) bewezen. Uit de aangifte en klacht van [aangeefster] blijkt dat vanuit het e-mailadres van verdachte, [e-mailadres 1] , in een relatief korte periode verschillende e-mailberichten naar aangeefster zijn verstuurd, waarin de afzender dreigde naaktfoto’s van haar openbaar te maken. Daarnaast zijn vanuit het Facebook-account op naam van verdachte in diezelfde periode berichten geplaatst over aangeefster op de Facebook-pagina van haar werkgever, [A] , waarvan zij ook lid was en melding van kreeg. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het mailadres [e-mailadres 1] door hem wordt gebruikt en hij een Facebookprofiel onder de naam [verdachte] heeft. De aangifte wordt tevens ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat met het bovengenoemde mailadres dreigende berichten zijn verstuurd naar aangeefster.
(...)
Alhoewel e-mail- en Facebookberichten in een relatief korte periode door verdachte zijn verstuurd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [aangeefster] . Het betrof immers berichten van een zeer dreigende aard, die kort op elkaar en op steeds meer indringende wijze aan aangeefster zijn verzonden.”
2.3.1
Artikel 285b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.”
2.3.2
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 285b Sr. Daarom moet worden aangenomen dat de in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende uitdrukking ‘stelselmatig inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer’ is gebruikt in de betekenis die die uitdrukking heeft in die bepaling.
2.3.3
Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b lid 1 Sr van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626).
2.4
Het hof heeft geoordeeld dat, hoewel de door de verdachte aan [aangeefster] verzonden e-mail- en Facebookberichten in een relatief korte periode zijn verstuurd, sprake was van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] , nu het ging om berichten van zeer dreigende aard, die kort na elkaar werden verzonden en steeds indringender werden. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat uit de bewijsvoering volgt dat de verdachte op 6 oktober 2014 een e-mailbericht aan [aangeefster] heeft gestuurd met in de bijlage een naaktfoto van haar en vervolgens diezelfde dag meer e-mailberichten heeft verzonden waarin hij dreigde haar naaktfoto’s openbaar te maken, waarna hij op 7 oktober 2014 46 reacties heeft geplaatst op de Facebookpagina van de werkgever van [aangeefster] met de tekst “ [aangeefster] is de grootste huur in Nederland!!!” en op 8 oktober 2014 in een e-mailbericht aan [aangeefster] wederom heeft gedreigd met de openbaarmaking van deze foto’s.
2.5
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 januari 2023.