Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
14 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een klaagschrift van de klager, die de opheffing van het beslag op zijn bromfiets (Piaggio Vespa Sprint) door de broer van de klager aanvoert. De broer wordt verdacht van het rijden zonder geldig rijbewijs. De rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, met de overweging dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de verbeurdverklaring van de bromfiets zou bevelen, op basis van artikel 33a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelde dat de klager maatregelen had moeten treffen om te voorkomen dat zijn broer de bromfiets zou gebruiken zonder rijbewijs.
De Hoge Raad oordeelde echter dat de rechtbank haar oordeel niet toereikend had gemotiveerd. De rechtbank had niet voldoende rekening gehouden met de mogelijkheid dat de strafrechter zou kunnen concluderen dat de klager niet bekend was met het gebruik van de bromfiets door zijn broer voor het rijden zonder rijbewijs. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Oost-Brabant voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de rechtbank om zorgvuldig te motiveren waarom het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter tot verbeurdverklaring zal overgaan, vooral in gevallen waar de eigenaar van het voorwerp niet als verdachte wordt aangemerkt. De uitspraak is van belang voor de toepassing van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht in vergelijkbare zaken.