ECLI:NL:HR:2023:349

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
21/01108
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak gerechtshof Amsterdam inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 7 maart 2023 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 21/01108 P. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die niet vertegenwoordigd was door een advocaat die cassatiemiddelen had ingediend. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet een termijn stelt waarbinnen een advocaat een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu, samen met raadsheren M.J. Borgers en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01108 P
Datum7 maart 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 3 maart 2021, nummer 23-001328-17, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de betrokkene een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de betrokkene niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 in samenhang met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 maart 2023.