Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
7 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het rijden met een geschorst rijbewijs, maar had hoger beroep ingesteld terwijl hij in Frankrijk in hechtenis zat. Het hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat het te laat was ingesteld. De verdediging voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten, namelijk de detentie van de verdachte in Frankrijk.
De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over termijnoverschrijding en oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was. De Hoge Raad stelde vast dat het hof niet had gereageerd op de argumenten van de raadsman van de verdachte, die had betoogd dat de detentie de communicatie en het instellen van hoger beroep bemoeilijkte. Hierdoor was het oordeel van het hof niet toereikend gemotiveerd.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij het verwerpen van verweren over termijnoverschrijding, vooral wanneer bijzondere omstandigheden worden ingeroepen.