Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
7 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de verdachte, geboren in 1991. Het beroep is ingesteld door de verdachte zelf, maar er zijn geen cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal, B.F. Keulen, heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet een termijn stelt waarbinnen een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kan de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen. Dit leidt tot de beslissing dat het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard. De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren J.C.A.M. Claassens en M. Kuijer, en is openbaar uitgesproken.