Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
7 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 maart 2021. De verdachte, geboren in 1970, was aangeklaagd voor medeplegen van gewoontewitwassen van geldbedragen en deelneming aan een criminele organisatie. Dit gebeurde door het infecteren van computers van rekeninghouders van banken met zogenaamde 'TorRAT-malware', met als doel frauduleuze overboekingen te realiseren.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De belangrijkste punten van discussie waren de bewijsklachten met betrekking tot het witwassen, de causaliteit van de malware en de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder de Coöperatieve Rabobank U.A. en ING Bank Nederland N.V. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.