ECLI:NL:HR:2023:31

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
20/03547
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het niet indienen van cassatiemiddelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte, geboren in 1949. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 oktober 2020. De verdachte had geen cassatiemiddelen ingediend, wat betekent dat er geen klachten waren geformuleerd door zijn advocaat. De advocaat-generaal, P.M. Frielink, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Volgens de wet dient een advocaat binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen in te dienen. Aangezien de verdachte hieraan niet heeft voldaan, kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen. Dit is in overeenstemming met artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, dat de procedurele vereisten voor het indienen van cassatie beschrijft.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de zaak niet verder behandeld zal worden. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren, evenals de waarnemend griffier.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03547
Datum17 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 oktober 2020, nummer 21-006232-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 januari 2023.