Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
21 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een overleveringszaak waarbij de Hoge Raad op 21 februari 2023 uitspraak doet in cassatie tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam van 26 oktober 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1982, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De advocaat L. Tricoli heeft namens de opgeëiste persoon cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Hoge Raad overweegt dat volgens artikel 29 lid 2 van de Overleveringswet tegen een uitspraak als deze geen rechtsmiddel openstaat, met uitzondering van een beroep in cassatie in het belang van de wet. Dit betekent dat een gewoon rechtsmiddel, zoals het cassatieberoep dat hier aan de orde is, niet openstaat. De Hoge Raad kan het cassatieberoep derhalve niet in behandeling nemen.
Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren M.J. Borgers en T. Kooijmans, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.