Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
14 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 13 mei 2019 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die is aangeklaagd voor diefstal met geweld, zoals omschreven in artikel 312.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had in hoger beroep een volmacht verleend, maar er was geen afschrift van de dagvaarding naar het door hem opgegeven adres verzonden. Dit leidde tot de vraag of het hof de behandeling van de zaak had moeten schorsen om de verdachte in de gelegenheid te stellen aanwezig te zijn.
De advocaat-generaal, P.M. Frielink, heeft geconcludeerd dat de uitspraak van het hof vernietigd moest worden en dat de zaak teruggeworpen moest worden naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van de verdachte slaagde, omdat het hof niet had aangetoond dat er geen reden was om de behandeling te schorsen. De beslissing van het hof om verstek te verlenen en de behandeling niet te schorsen was niet zonder meer begrijpelijk. Daarom heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor herbehandeling.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.