In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van 996 gram cocaïne. Desondanks had de politierechter besloten de in beslag genomen personenauto onttrokken aan het verkeer te verklaren, omdat deze een 'verborgen ruimte' bevatte waarin de cocaïne was verstopt. De politierechter oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van de auto in strijd was met het algemeen belang en de wet, omdat deze opnieuw gebruikt zou kunnen worden voor strafbare feiten.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de overwegingen van de politierechter niet toereikend gemotiveerd waren. De politierechter had geen nadere vaststellingen gedaan over de aard van de verborgen ruimte en de implicaties daarvan voor de onttrekking aan het verkeer. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het oordeel van de politierechter onvoldoende was onderbouwd. Daarom heeft de Hoge Raad de uitspraak van de politierechter vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de auto. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank Gelderland voor herbehandeling van de onttrekking aan het verkeer.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering bij beslissingen over onttrekking aan het verkeer, vooral in gevallen waar de verdachte is vrijgesproken van de strafbare feiten die aan de onttrekking ten grondslag liggen.