ECLI:NL:HR:2023:220

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
20/04009
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het niet indienen van cassatiemiddelen

Op 14 februari 2023 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/04009, waarin het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 december 2020. De verdachte, geboren in 1978, heeft geen cassatiemiddelen ingediend, waardoor de Hoge Raad niet in staat was om het beroep te behandelen. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, aangezien de wet bepaalt dat een advocaat binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Deze verplichting is niet nageleefd, wat leidt tot de beslissing van de Hoge Raad om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door vice-president J. de Hullu, samen met raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/04009
Datum14 februari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 december 2020, nummer 20-003040-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 februari 2023.