Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
10 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 12 april 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1973, was in hoger beroep veroordeeld voor diefstal van een paspoort en een sleutelbos, wat valt onder artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat M.J.G. Schroeder cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, waarbij de kernvragen waren of het hof de bewezenverklaring had gebaseerd op bewijsmiddelen die niet betrekking hadden op de diefstal van het paspoort, of het hof in strijd met artikel 163.3 van het Wetboek van Strafvordering geen gevolg had verbonden aan het feit dat de aangifte van het slachtoffer niet was ondertekend, en of het hof zonder nadere motivering de voorwaardelijke gevangenisstraf kon gelasten, terwijl de verdediging had verzocht om de proeftijd te verlengen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen.