ECLI:NL:HR:2023:192

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
22/02619
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van ouders en de verhouding tot artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de moeder tegen de beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat R.K. van der Brugge, verzocht om cassatie tegen de beslissing van het hof, die op 14 april 2022 was genomen. De Raad voor de Kinderbescherming en de belanghebbenden, waaronder de vader, pleegouders en pleegmoeder, waren niet verschenen in deze procedure. De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers gevolgd, die had geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 1:266 BW in het kader van jeugdrecht en de proportionaliteit en subsidiariteit in relatie tot artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/02619
Datum10 februari 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de moeder,
advocaat: R.K. van der Brugge,
tegen
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de raad,
niet verschenen,
en
1. WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: de GI,
2. [de vader]
wonende te [woonplaats],
hierna: de vader,
3. [de pleegouders],
wonende op een geheim adres,
hierna: de pleegouders,
4. [de pleegmoeder],
wonende op een geheim adres,
hierna: de pleegmoeder,
BELANGHEBBENDEN in cassatie,
hierna gezamenlijk: de belanghebbenden,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/03/290499 / FA RK 21-1282 van de rechtbank Limburg van 25 oktober 2021;
b. de beschikking in de zaak 200.305.485/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022.
De moeder heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De raad en de belanghebbenden hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
10 februari 2023.