Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
10 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 maart 2021. De verdachte, geboren in 1963, was in hoger beroep veroordeeld voor het medeplegen van bedrijfsmatige hennepteelt, het medeplegen van het aanwezig hebben van hennep en deelneming aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met bedrijfsmatige hennepteelt. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De eerste klacht betrof de vraag of het hof het verweer van de verdachte, dat strekte tot niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie in zijn vervolging, toereikend had gemotiveerd verworpen. De tweede klacht betrof de bewijsklacht over het opzet op het medeplegen van het aanwezig hebben van 53 gram hennep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen.