ECLI:NL:HR:2023:1781
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 3 november 2022. De zaak betreft een beroep in cassatie door de belanghebbende, [X], tegen de aan hem opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2014 tot en met 2016. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die de aanslagen had bevestigd. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten ongegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Het beroep in cassatie is ongegrond verklaard.