ECLI:NL:HR:2023:1779

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
23/02795
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 mei 2023, nr. 22/797 AOW. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend. De griffier van de Centrale Raad van Beroep had op 25 mei 2023 een afschrift van de uitspraak aan partijen verzonden. De termijn voor het indienen van het beroepschrift in cassatie eindigde op 6 juli 2023, maar het beroepschrift werd pas op 19 juli 2023 afgeleverd bij de griffie van de Hoge Raad. Dit betekent dat het beroep niet binnen de wettelijke termijn van zes weken is ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Hoge Raad heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te reageren op de overschrijding van de beroepstermijn, maar er is geen reactie ontvangen. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en onderstreept het belang van het naleven van de termijnen in het bestuursrecht en belastingrecht. De uitspraak benadrukt dat het niet tijdig indienen van een beroepschrift kan leiden tot niet-ontvankelijkheid, ongeacht de inhoudelijke merites van de zaak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/02795
Datum22 december 2023
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 mei 2023, nr. 22/797 AOW [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Centrale Raad van Beroep heeft op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 25 mei 2023. Het beroepschrift in cassatie is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL op 19 juli 2023 afgeleverd bij de griffie van de Hoge Raad.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 6 juli 2023. Het is ook niet tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 24 oktober 2023 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.