ECLI:NL:CRVB:2023:989
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AOW-pensioen met korting wegens niet-verzekerde jaren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de toekenning van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan een appellant die in Spanje woont. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had aan de appellant een AOW-pensioen toegekend met een korting van 48% omdat hij gedurende ongeveer 24 jaren niet verzekerd was geweest voor de AOW. De appellant, geboren op 27 oktober 1953, had vanaf 1 februari 1974 in Nederland gewerkt en gewoond, maar was op 24 december 1991 met behoud van een uitkering op grond van de WAO naar Spanje geremigreerd. De Svb had in een besluit van 6 januari 2020 het AOW-pensioen met ingang van 27 februari 2020 vastgesteld, maar met een aanzienlijke korting vanwege de niet-verzekerde jaren.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 12 april 2023 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij volledig arbeidsongeschikt is en dat de korting op zijn AOW-pensioen hem in financiële problemen brengt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de Svb de verzekerde jaren van de appellant correct heeft vastgesteld en dat de korting van 48% terecht is toegepast. De Raad benadrukte dat de AOW een opbouwverzekering is en dat de hoogte van het pensioen afhankelijk is van het aantal jaren dat iemand verzekerd is geweest.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, wat betekent dat de appellant geen recht heeft op een hoger ouderdomspensioen. De appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.