ECLI:NL:HR:2023:1773

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
21/03374
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Koninklijke Marechaussee bij aanwijzing tijdens protest in vliegtuig

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 juli 2021. De verdachte, geboren in 1984, was betrokken bij een protest in een vliegtuig tegen de gedwongen uitzetting van een vreemdeling. Tijdens dit protest gaf een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee (KMar) de verdachte de aanwijzing om plaats te nemen op haar stoel. De kern van het cassatiemiddel was of de KMar bevoegd was om deze aanwijzing te geven en of de inbreuk op de rechten van de verdachte, zoals gewaarborgd door de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), noodzakelijk was in een democratische samenleving.

De Hoge Raad oordeelde dat de middelen falen om redenen die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2023:1743). De Hoge Raad constateerde ook dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM, was overschreden, maar besloot dat er geen verdere rechtsgevolgen aan deze constatering verbonden hoefden te worden, gezien de opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 300. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03374
Datum19 december 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 juli 2021, nummer 23-003656-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben W.H. Jebbink en J.R. Kramer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De procureur-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman W.H. Jebbink heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel richt zich tegen de bewezenverklaring van het tenlastegelegde en klaagt in de kern over het oordeel van het hof dat de Koninklijke marechaussee bevoegd was om de verdachte de aanwijzing te geven plaats te nemen op haar stoel.
2.2
Het cassatiemiddel faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 21/03373, ECLI:NL:HR:2023:1743.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de inbreuk op het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op betoging van de verdachte, zoals gewaarborgd door de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), noodzakelijk was in een democratische samenleving.
3.2
Het cassatiemiddel faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 21/03373, ECLI:NL:HR:2023:1743.

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. In het licht van de opgelegde geheel voorwaardelijke geldboete van € 300 volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

5.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien, M. Kuijer, C. Caminada en H.G. Sevenster, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 december 2023.