Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
19 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 juli 2021. De verdachte, geboren in 1984, was betrokken bij een protest in een vliegtuig tegen de gedwongen uitzetting van een vreemdeling. Tijdens dit protest gaf een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee (KMar) de verdachte de aanwijzing om plaats te nemen op haar stoel. De kern van het cassatiemiddel was of de KMar bevoegd was om deze aanwijzing te geven en of de inbreuk op de rechten van de verdachte, zoals gewaarborgd door de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), noodzakelijk was in een democratische samenleving.
De Hoge Raad oordeelde dat de middelen falen om redenen die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2023:1743). De Hoge Raad constateerde ook dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM, was overschreden, maar besloot dat er geen verdere rechtsgevolgen aan deze constatering verbonden hoefden te worden, gezien de opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 300. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.