Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
19 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2023. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door de klager, die in verband met een Europees onderzoeksbevel (EOB) van Luxemburgse autoriteiten, bezwaar maakte tegen de inbeslagname van diverse voorwerpen, waaronder laptops, telefoons en afluisterapparatuur. De klager stelde dat de inbeslaggenomen voorwerpen bewijsmateriaal betroffen waarop het EOB betrekking had en dat de Luxemburgse onderzoeksrechter met het bevel beoogde deze voorwerpen te verkrijgen.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de rechtbank niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen.
De beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep in cassatie wordt verworpen, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft.