In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) In 2012 is [verweerder] in staat van faillissement verklaard.
(ii) [verweerder] is eigenaar van een woning (hierna: de woning). De woning behoort tot de boedel.
(iii) De curator heeft in overleg met de rechter-commissaris gekozen voor een openbare wijze van verkoop van de woning. Daartoe is de woning in oktober 2022 geplaatst op de website Funda. Gegadigden konden tot eind oktober 2022 een schriftelijke bieding uitbrengen bij een door de curator aangewezen notaris.
(iv) Bij de notaris zijn enige biedingen uitgebracht. De hoogste bieding was van de dochter van [verweerder] (hierna: de dochter).
(v) De curator heeft de woning, met toestemming van de (waarnemend) rechter-commissaris, in november 2022 aan de dochter gegund.
(vi) Op 13 januari 2023 heeft de curator de dochter in gebreke gesteld. Op 26 januari 2023 heeft de curator de dochter bericht dat hij de gunning aan haar niet langer gestand doet. De waarnemend rechter-commissaris heeft de curator toestemming verleend om een nieuw verkooptraject te starten.
(vii) De curator heeft op 26 januari 2023 van de makelaar vernomen dat potentiële kopers (hierna: de kopers), die de woning in oktober 2022 hadden bezichtigd, alsnog een bod wilden uitbrengen. De curator heeft dezelfde dag de woning van Funda laten verwijderen.
(viii) De (aangekondigde) bieding van € 1.250.000,, zonder voorbehoud van financiering, is op 27 januari 2023 schriftelijk aan de curator bevestigd.
(ix) De rechter-commissaris heeft de curator op 30 januari 2023 toestemming gegeven om de woning te verkopen voor een bedrag van € 1.250.000, zonder voorbehoud van financiering.
(x) Op 12 februari 2023 heeft een nieuwe gegadigde (hierna: de andere gegadigde), aan de curator een onvoorwaardelijk bod op de woning uitgebracht van € 1.225.000,. Daarbij is vermeld dat de woning na levering bewoond mag blijven door [verweerder] en zijn vrouw.
(xi) Op 13 februari 2023 heeft de curator de rechter-commissaris van dat nieuwe bod op de hoogte gebracht. Nu dat bod lager was dan dat van de kopers, zag de rechter-commissaris geen reden om de op 30 januari 2023 gegeven toestemming te heroverwegen.
(xii) Op 15 februari 2023 heeft de curator telefonisch aan de advocaat van [verweerder] bevestigd dat op dat moment nog geen koopovereenkomst met betrekking tot de woning was getekend. Later die dag is een koopovereenkomst van de woning getekend met de kopers, houdende een koopsom van € 1.250.000,.
(xiii) Op 16 februari 2023 heeft de advocaat van de curator aan de advocaat van [verweerder] bevestigd dat de koopprijs is bepaald op € 1.250.000,.
(xiv) Op 16 februari 2023 heeft de andere gegadigde een verhoogd bod van € 1.275.000, uitgebracht.