Liander vordert in deze procedure veroordeling van Krinkels tot betaling van een schadevergoeding van € 15.678,24. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Het hof heeft dat vonnis bekrachtigd. Daartoe heeft het hof, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen.
Liander heeft aan haar vordering alleen ten grondslag gelegd dat Krinkels onzorgvuldig heeft gehandeld. Het hof moet dus beoordelen of Krinkels bij de uitvoering van haar grondroerderswerkzaamheden een zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden jegens Liander. (rov. 6.2)
Bij gebreke van een concrete wettelijke normering van de door grondroerders in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm, komt bij de invulling van die norm groot gewicht toe aan de per 1 januari 2017 geldende CROW 500. (rov. 6.3)
De CROW 500 vormt de weerslag van de binnen de beroepsgroep geldende opvattingen omtrent zorgvuldig handelen. Het is voor de graafpraktijk van groot belang dat duidelijkheid bestaat over de wijze waarop de betrokkenen (grondroerders en netbeheerders) hun zorgplicht moeten naleven. De rechter dient daarom bij de invulling van de zorgplicht in beginsel aan te sluiten bij deze Richtlijn. (rov. 6.4)
Krinkels zou volgens Liander om te beginnen niet hebben voldaan aan haar zorgplicht, doordat Krinkels de kabel niet heeft weten te lokaliseren. Liander miskent met dit verwijt echter dat, anders dan op grond van de voorganger van deze richtlijn – de CROW 250 – de CROW 500 geen resultaatsverplichting inhoudt om de op de tekening van de netbeheerder aangegeven kabels te vinden (‘de lokaliseerplicht’) en de netbeheerder te informeren wanneer de kabel niet gevonden kan worden. (rov. 6.5)
Voor de invulling van de zorgplicht die rustte op Krinkels moet worden aangesloten bij de CROW 500. Als een kabel of leiding niet kan worden gelokaliseerd, schrijft de CROW 500 voor dat er aanvullende acties moeten worden uitgevoerd. Daartoe bestaan drie mogelijkheden (zie hiervoor in 2.2 onder (iii)). Blijkens de formulering betreffen dit alternatieve mogelijkheden tot aanvullende actie, die de grondroerder ter beschikking staan in geval van het niet kunnen vinden van een kabel of leiding. Dit alles is een kwestie van uitleg, waarbij het hof alle omstandigheden van het geval in aanmerking heeft genomen. Het heeft daarbij groot belang toegekend aan de bewoordingen van de CROW 500, vanwege de strekking en functie ervan als weerslag van de binnen de beroepsgroep geldende opvattingen omtrent zorgvuldig handelen voor alle bij graafwerkzaamheden betrokkenen en de daaruit voortvloeiende noodzaak van een eenvormige uitleg. Liander heeft ook te weinig feitelijkheden voor een andersluidende lezing gesteld. (rov. 6.6)
Krinkels heeft ervoor gekozen te werken als in een risicogebied. De CROW 500 schrijft voor dat binnen het risicogebied de grondroerder verplicht is ervoor te zorgen dat de grondroering veilig wordt uitgevoerd zonder schade aan de aanwezige kabels en leidingen. (rov. 6.7)
Anders dan Liander heeft betoogd, is hiermee uitdrukkelijk voorzien in de mogelijkheid grondroerderswerkzaamheden te verrichten zonder dat aanwezige kabels voorafgaand aan die werkzaamheden zijn gelokaliseerd. Bij de omschrijving van werkmethoden binnen het risicogebied is bovendien nog eens uitdrukkelijk opgenomen dat grondroeren binnen het risicogebied mogelijk is door lokalisatiemethoden te combineren met het grondroeren. (rov. 6.9)
Liander heeft voorts verdedigd dat in geval van niet-lokalisering de grondroerder alleen de keuze heeft de netbeheerder te bellen, ofwel ‘het goed op te lossen’, in de zin dat geen schade wordt toegebracht aan kabels en leidingen. (rov. 6.9)
Niet gebleken is dat de CROW 500 in afwijking dat de tekst de verplichting inhoudt een rangorde binnen de geboden mogelijkheden te volgen. Het enkele verwijt dat Krinkels de netbeheerder niet heeft gebeld, kan de gestelde onzorgvuldigheid niet schragen. (rov. 6.10)
Het hof begrijpt het betoog van Liander vervolgens zo dat op grond van de CROW 500 bij grondroeren weliswaar niet-vooraflokaliseren zou zijn toegestaan, maar dat de zorgplicht dan zou inhouden ‘het niet veroorzaken van schade’ en in zoverre een resultaatsverplichting zou behelzen. Met het enkele veroorzaken van schade zou daarmee aansprakelijkheid zijn gegeven en de toedracht zou er niet toe doen. (rov. 6.11)
Het hof volgt Liander niet in haar interpretatie van de CROW 500. De bewoordingen van de CROW 500 bieden geen, althans onvoldoende, steun aan de stelling van Liander dat de grondroerder reeds aansprakelijk zou zijn op de enkele grond dat schade is toegebracht aan niet-gelokaliseerde kabels en leidingen, hoewel is gewerkt op de volgens de CROW 500 voorgeschreven wijze, waarbij de grondroerder een drietal keuzemogelijkheden is gelaten en Krinkels er in deze zaak voor heeft gekozen bij de grondroering te werk te gaan als in een risicogebied. De CROW 500 behelst geen risicoaansprakelijkheid, ook niet de facto. (rov. 6.12-6.14)
Liander heeft in het licht van de gemotiveerde betwisting door Krinkels onvoldoende onderbouwd waarom Krinkels bij haar werkzaamheden in het risicogebied onzorgvuldig zou zijn geweest door de spuitlans te hanteren zonder T-stuk. Het hof concludeert dat Liander onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat Krinkels als grondroerder enige zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. (rov. 6.15-6.16)