ECLI:NL:HR:2023:1738

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
22/02725
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen bast van plant Mimosa Hostilis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de onttrekking aan het verkeer van 717 kilo verpulverde/vermalen bast van de plant Mimosa Hostilis, die in beslag was genomen door de autoriteiten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat deze bast onder de Opiumwet valt, ondanks dat de plant zelf niet op de lijst van de Opiumwet staat. De vraag was of de verpulverde bast, die DMT bevat, vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer op basis van de Opiumwet.

De belanghebbende, vertegenwoordigd door advocaat D.J.M. Dammers, had een cassatiemiddel ingediend tegen de beschikking van de rechtbank. De advocaat-generaal A.E. Harteveld concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand blijft. Deze beschikking is gegeven door vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02725 B
Datum12 december 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2022, nummer RK 22/008705, op een vordering als bedoeld in artikel 552f lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[belanghebbende],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de belanghebbende.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de belanghebbende. Namens deze heeft D.J.M. Dammers, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 december 2023.